Eddie

Het begon klein. Een rolletje snoep bij de kassa.
Daarna een horloge in een warenhuis.
Het was geen duur ding. Zo een met een cartoonfiguurtje op de wijzerplaat.
Na make-up en ondergoed een broek.
Ik knipte het alarm eruit, standaard had ik een schaar op zak.
Op een dag liep ik met een etalagepop de winkel uit. Niemand die me tegen hield.
Het ging allemaal zo makkelijk.
Ik had een grotere uitdaging nodig.
Die vond ik in de dierentuin.
Het vergde een intense voorbereiding en een oeverloos geduld.
Elke ochtend stond ik ruim voor openingstijd voor het hek van de dierentuin, zodat ik als eerste binnen was.
De beestjes werden om elf uur gevoederd, dus ik had ruim tijd.
In mijn rugzak had ik een pot met meelwormen.
Ik zat stil op het muurtje, gedeeltelijk verscholen achter groen.
Pas na een paar weken kwam steeds hetzelfde diertje op me af. Ik noemde hem Eddie.
Eddie zou binnenkort van mij zijn.
Vandaag heb ik behalve wat meelwormen en een krekel een deken bij me. Deze leg ik op mijn schoot. Ik schroef de deksel van de pot. Dit geluid heeft ondertussen het Pavlov effect op Eddie.
Hij gaat zitten, op achterpoten en staart, zijn kopje eigenwijs de lucht in. Zijn voorpootjes voor zijn borst. Hij kijkt links, hij kijkt rechts. Dan kijkt hij naar mij.
Ik gooi een paar meelwormen over het muurtje, vlak bij me. Hij huppelt er op vier pootjes op af. Ik hou hem een krekel voor. Die grist hij met zijn voorpootje uit mijn hand en begint te peuzelen. Dit is het moment dat ik de deken over hem heen gooi. Dan buig ik me zo ver mogelijk over het muurtje en pak hem met deken en al op.
Hij fluit. Er ontstaat paniek in de woestijn.
Sommige stokstaartjes graven zich in, anderen slaan op de vlucht. Nu moet ik snel zijn. Ik stop de deken in mijn rugzak, snoer deze dicht en hoor hem gesmoord blaffen. Ik hoest over het geluid heen. De rugzak hou ik als een tas vast, met gestrekte arm, dicht bij de grond. Ik loop tegen de stroom in richting uitgang.
Het lukt me door de poort naar buiten te komen.
Er komt een stof in me los. Ik voel me intens gelukkig. Bijna thuis is het blaffen pas gestopt.
In huis loop ik direct naar mijn slaapkamer en sluit de deur. Ik leg de rugzak op de grond, haal de deken uit de tas en rol deze uit. Eddie beweegt niet, maar zijn hartje klopt. Hij ligt op zijn rug, wijdbeens. Ik verbaas me. Eddie is een meisje.
Ik besef dan pas dat ik niet verder heb gedacht dan dit moment.
Ik moet een kooi aanschaffen. In ieder geval voor in het begin. Nu eerst een doos. Ik haal er een uit de gangkast en prik met mijn schaar wat gaten in de boven- en zijkant. Het is maar voor even.
Na de doos de kooi.
Als ik de slaapkamer weer binnen kom ligt ze niet meer op de deken.
Een goed teken. Ze is weer bij.
Ik ga op de grond liggen en zie haar ineengedoken onder het bed zitten. Ze fluit. Ze is bang.
Ik vind het zielig.
Aan de bovenkant van de doos heb ik een touw door een van de gaten gehaald, waaraan ik kan trekken zodat de doos omkiept.
Ik zet de doos rechtop en breng een spoor van eten aan. Een schoteltje met geklutst ei, meelwormen, een wortel in kleine stukjes gesneden en een dooie huisspin precies op die plek waar de doos over haar heen komt te vallen. Ik ga in een hoek van de kamer zitten met het einde van het touw in mijn hand en wacht.
Pas als het donker wordt komt ze tevoorschijn.
Ze heeft honger en eet alles op. Binnen de kortste keren is ze bij de spin.
Ik zou nu aan het touw moeten trekken.
Ze zal er nog schrikachtiger van worden dan ze al is. Een grote stap terug. Ik moet juist haar vertrouwen winnen, haar niet bang maken.
Ik geef haar de slaapkamer. Het is prima slapen op de bank.
Ik slaap nu al een week op de bank.
Ik maak elke dag schoon, maar de pies trekt in het hout en in het matras.
De stank in de slaapkamer begint ondragelijk te worden.
Verder gaat het goed met ons.

Scroll naar boven